‘Janus eten.’
‘Kom er zo aan Marie, even de klompen afmaken.’
‘Heb jij de nieuwe klompen van ons Kees al klaar? Hij heeft een klomp gebroken vanmiddag.’
‘Hoezo gebroken, wat heeft hij uitgespookt?’
‘Vraag hem dat maar zelf Janus, ik schep het eten op hoor.’
‘Is goed, ik kom eraan.’
‘Kees wat hedde gij met jou klomp gedaan jongen? Die klomp was uit het beste hout gesneden.’
‘Pa ik was op de vlucht voor Bromsnor, hij beweert dat ik zijn dochter lastig viel, maar ik en Nel zijn verliefd pa. Weet je wat hij zei?
‘Die pa van jou gebruikt goed hout voor zijn klompen maar gij bent helaas niet uit het beste hout gesneden. Ik wil een rijke boer voor ons Nel.’
Toen heb ik mijn klomp gepakt en zo naar hem toe gegooid, zo kwaad was ik. Hij kwam tegen de muur en toen brak de klomp. Weet je wat hij toen weer zei?
‘als gij het voor elkaar krijgt mij honderdgulden te betalen. Krijg de gij de hand van ons Nel.’’
‘Wat een ongelofelijke link bal die bromsnor hij weet donders goed dat wij dat geld hebben, de kwal. Weet je wat? Gij brengt dat geld en een paar nieuwe klompen voor Bromsnor naar hem toe, en dan trouwde gij met Nel.’
En zo gebeurde het dat op een maandagmorgen april (1920) Kees het jawoord gaf aan Nel.
Na de plechtigheid was er nog een bakske koffie en een plak cake.
Op een gegeven moment kwam Bromsnor naar Janus.
‘Die jongen van jou is uit het beste hout gesneden, maar die klompen… ik had heel mijn voeten vol splinters.’
‘Echt? Ik snap niet hoe dat kan Bromsnor.’
@Lucia